Bekijk

16 februari 2021

bar van een starbucks franchise wet pharos advocaten

Op 1 januari 2021 is de Wet Franchise in werking getreden. Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is hierdoor aangevuld met voorschriften over de franchiseovereenkomst. Deze staan in artikelen 7:911 BW tot en met 7:922 BW onder de nieuwe Titel 16.

De wet heeft tot doel om de ongelijke verhouding die veelal bestaat tussen franchisenemer en franchisegever, in evenwicht te brengen door de positie van de franchisenemer te versterken. De Nederlandse Franchise Code die voorheen aanwijzingen gaf (zonder wettelijke basis), bereikte niet het gewenste resultaat.  

Hieronder wordt in hoofdlijnen uiteengezet hoe de wetgever de balans probeert te verbeteren. Van de bepalingen kan niet ten nadele van de franchisenemer worden afgeweken. En, let op, de voorschriften gelden (deels) ook al voor franchiseovereenkomsten van voor 1 januari 2021.  

Informatieverplichting

De wet roept zowel voor als tijdens de looptijd van de franchiseovereenkomst een informatieverplichting voor beide partijen in het leven. Het doel is dat partijen hiermee over en weer in staat zullen zijn om een reële inschatting te maken van de risico’s.  

Vooral de informatiepositie van de franchisenemer wordt versterkt. Zo dient de franchisegever voor het sluiten van de franchiseovereenkomst bijvoorbeeld aan de franchisenemer te verstrekken:

  • een weergave van de inhoud en strekking van voorschriften over de door franchisenemer te betalen financiële bijdragen en investeringen;
  • informatie over de financiële positie van de franchisegever;
  • financiële gegevens over de beoogde locatie van de franchiseonderneming of vergelijkbare franchiseondernemingen.  

Ter bevordering van de transparantie, dient de franchisegever ook tijdens de looptijd van de franchiseovereenkomst informatie te geven over bijvoorbeeld voorgenomen wijzigingen van de franchiseovereenkomst. Zo kan de franchisenemer zich tijdig voorbereiden.

Tegenover deze informatieplicht van de franchisegever, staan ook verplichtingen van de franchisenemer. Zo dient de franchisenemer ook vóórafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst tijdig informatie over zijn financiële positie te verstrekken aan de franchisegever en heeft hij een onderzoeksplicht, die inhoudt dat hij de nodige maatregelen treft om te voorkomen dat hij onder invloed van onjuiste veronderstellingen overgaat tot het sluiten van de franchiseovereenkomst. Dit vergt een actieve opstelling van de franchisenemer door bijvoorbeeld het inschakelen van deskundige ondersteuning.  

Ondersteuning

Ook schrijft de wet voor dat de franchisegever de franchisenemer bijstand en commerciële en technische ondersteuning dient te verlenen. Dit betreft bijvoorbeeld uitleg over het kassasysteem en het verstrekken van software en reclamemateriaal. Deze ondersteuning wordt door de wetgever beschreven als één van de kernelementen van een franchiserelatie.  

Inhoud van de franchiseovereenkomst

Verder staan er eisen in de wet over de inhoud van de franchiseovereenkomst. De belangrijkste eisen zijn:

Goodwillregeling

De franchiseovereenkomst dient bepalingen te bevatten over de wijze van vaststellen en vergoeden van eventuele goodwill in de franchiseonderneming.  

Non-concurrentiebeding

De wet stelt eisen aan een eventueel opgenomen non-concurrentiebeding. Deze mag bijvoorbeeld niet langer duren dan één jaar na het einde van de franchiseovereenkomst. Ook moet dit beding op schrift zijn gesteld en mag de geografische reikwijdte niet ruimer zijn dan het exclusiviteitsgebied waarbinnen de franchisenemer tijdens de looptijd van de overeenkomst actief was.  

Instemmingsverplichting  

Indien de franchisegever voornemens is de franchiseformule te wijzigen of een afgeleide formule te exploiteren (zonder de franchiseovereenkomst te wijzigen), is er onder bepaalde omstandigheden instemming van de franchisenemers benodigd.  

Dit is het geval indien de franchisegever met het oog op dit voornemen:

  • een investering van de franchisenemer verlangt;
  • een verplichting van de franchisenemer invoert of wijzigt ten nadele van de franchisenemer, tot betaling van een vergoeding, opslag of andere financiële bijdrage;
  • van franchisenemer verlangt andere kosten voor zijn rekening te nemen;
  • een omzetderving voorziet;
  • bovengenoemde punten uitstijgen boven een in de franchiseovereenkomst bepaald niveau.  

De instemming is nodig van een meerderheid van de franchisenemers of (kort gezegd) elke franchisenemer die geraakt wordt door het voornemen van de franchisenemer.  

Indien de franchiseovereenkomst geen niveau bepaalt zoals bedoeld onder het laatste punt in de opsomming hierboven, is de instemming áltijd benodigd. Het is dus in het belang van franchisegever dat dit niveau in de franchiseovereenkomst wordt bepaald.

Overgangsrecht

Alle franchiseovereenkomsten die vanaf 1 januari 2021 gesloten worden, dienen aan deze nieuwe eisen te voldoen. Ook partijen bij franchiseovereenkomsten die al lopen, dienen zich per 1 januari 2021 te houden aan de nieuwe wet. Hiervoor geldt een uitzondering. Partijen krijgen 2 jaar (dus tot 1 januari 2023) om de vereiste aanpassingen van de franchiseovereenkomst die zien op bijvoorbeeld de goodwillregeling, het non-concurrentiebeding en het instemmingsrecht (artikelen 7:920 BW en 7:921 BW) door te voeren. De sanctie op schending van de bepalingen van Titel 16 is nietigheid of vernietigbaarheid.  

Door de wet verandert er veel voor bestaande en toekomstige franchiseovereenkomsten. Heeft u vragen, hulp nodig bij het opstellen van een nieuwe franchiseovereenkomst of bij het doorvoeren van mogelijk verplichte aanpassingen? Neem dan contact met mij op.