Bekijk

14 januari 2022

vrouwe justitia didam arrest ministerie bzk pharos advocaten

Op 26 november 2021 is door de Hoge Raad in het Didam-arrest overwogen dat de overheid ook bij het aangaan en uitvoeren van een privaatrechtelijke overeenkomst (zoals de verkoop van onroerend goed) niet in strijd mag handelen met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht. Het voorgaande volgt uit artikel 3:14 BW. De overheid dient zich te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en daarmee dus ook aan het gelijkheidsbeginsel.

Een overheidslichaam dat het voornemen heeft een aan hem toebehorende onroerende zaak te verkopen moet aan alle (potentiële) gegadigden de ruimte bieden om mee te dingen naar deze onroerende zaak. Het overheidslichaam dient vervolgens aan de hand van (vooraf vastgestelde) objectieve, toetsbare en redelijke criteria een koper te selecteren. Dit traject dient voldoende openbaar te zijn.  

Slechts indien mag worden aangenomen dat op grond van deze objectieve, toetsbare en redelijke criteria maar één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop, hoeft geen mededingingsruimte te worden geboden door middel van een selectieprocedure. Wel dient het overheidslichaam het voornemen tot verkoop op een zodanige wijze bekend te hebben gemaakt dat een ieder daarvan kennis kan nemen. Verder dient dan goed te worden gemotiveerd waarom er volgens het overheidslichaam slechts een serieuze gegadigde in aanmerking komt

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een factsheet gepubliceerd waarin -aan de hand van 15 vragen-wordt ingegaan op de gevolgen van dit ‘Didam-arrest’:

De factsheet is hier te downloaden. Voor (verdere) vragen over de gevolgen van dit arrest kunt u uiteraard bij ons kantoor terecht.